Afstellingen 1/8

Set up 1/8 Racer

1. INSTELLEN VAN DE VEERWEG BEGRENZINGEN (boven en rechts)

Plaats het chassis op een vlakke ondergrond en controleer dat het chassis ook inderdaad vlak staat. Demonteer de schokbrekers en maak de stabilisators los.
Stel de veerweg begrenzing zo in dat de onderkant van de stuurblokken precies vlak komt te liggen met de onderkant van het chassis (0 mm) gebruik de stelbouten in het voorblok.
(rechts) Zorg er altijd voor dat links en rechts de down-stops even hoog staan !!
De veerweg begrensing word achter ingesteld op +8 mm, d.w.z dat de onderkant van de achterwiel lagerblokken (uprights) 8 mm boven het chassis staan.
Gebruik de stelbouten in de onderste draag-arm.
Zorg er altijd voor dat links en rechts de down-stops even hoog staan !!
Als je de voor veerweg begrensers indraait dan komt de onderdraagarm omhoog waardoor je een grotere positive down-stop punt krijgt.
Als je de veerweg begrensers uitdraait dan gaat de onderdraagarm omlaag waardoor je een grotere negative down-stop punt krijgt. Bij een down-stop punt < 0mm en > -3mm krijg je meer stuur uit de bocht, meer geen-gas stuur en de auto word makkelijker te besturen op een hobbelige baan.
Bij een down-stop punt van 0mm heeft de auto minder stuur en is de auto minder nerveus in de bochten.
Bij een down-stop punt > 0mm en < +3 mm is de auto het minst nerveus in de bochten en chicanes.
Deze laatste instelling is niet aanbevolen voor hobbelige banen.
Als je achter het schoefje voor de veerweg begrensers uitdraait dan gaat de onderdraagarm omhoog en als je het schoefje indraait dan gaat de onderdraagarm omlaag.
Bij een down-stop punt < +8mm en >+5mm krijg je meer geen-gas stuur en minder grip onder het remmen dit is aanbevolen op hobbelige banen.
Bij een down-stop punt van +8mm heb je iets meer grip onder het remmen en dit is aanbevolen voor iets minder hobbelige banen.
Bij een down-stop punt van < +11mm en > +8mm heb je het meeste grip onder het remmen ,maar dit is niet aanbevolen voor hobbelig banen.

2. HET UITLIJNEN VAN DE STABILISATORS

Nadat de veerweg begrenzingen zijn ingesteld moet je nu de stabilisators uitlijnen.
Draai de schoef in de linker voordraagarm een beetje los en draai aan het excentriek (onder) tot de stuurblokken weer allebei op de ingestelde maat staan.
Achter werkt bijna hetzelfde alleen heb je hier geen excentriek ,maar stabilisator stangen (onder).
De standaard maat voor die stangen zijn 49mm.
Als je de stabilisator stangen hebt bevestigd moet je nog even controleren of de veerweg begrensers nog steeds aan beide kanten op +8mm staan als dat niet zo is moet je een van de stangen korter of langer maken.
Je kunt de voorstabilisator ook verstellen in een andere dikte.
Als je de stabilisator op zijn slapst (0 graden, links) zet dan krijg je meer stuur maar de auto gaat dan ook langzamer reageren.
Als je de stabilisator op 45 graden zet dan krijg je iets minder stuur en de auto reageert sneller en als je de stabilistaor op zijn stugst zet (90 graden) dan heb je het minste stuur maar de auto reageert het snelst.

De achter stabilisator kun je niet verstellen maar die heb je in verschillende diktes.
Als je de optionele verstelbare stabilisator gebruikt kun je de stabilisator verstellen op de gewenste dikte.
Het principe is werkt hetzelfde als de voor stabilisator.
Hoe dikker je de stabilisator zet hoe minder grip je krijgt maar de auto reageert sneller.
En hoe slapper je de stabilisator zet hoe meer grip en hoe langzamer de auto reageert.

3. HET INSTELLEN V/D CAMBERHOEK (rechts)

Plaats het chassis op een vlak blokje zodat de vering helemaal vrij naar beneden kan hangen.
Monteer de wielen of alleen de velgen.
Gebruik de camber cauge om de juiste hoek in te stellen.
Met de voor stabilisator nog steeds los kan de camber-hoek links en rechts ingesteld worden op 0 graden.
De camberhoek voor de achterwiel ophanging is hetzelfde.
Afhankelijk van het circuit kan het nuttig zijn om links en rechts een verschillende camberhoek in te stellen (max. 1 graad verschil).
Voor een linksom gereden circuit zou de camberhoek voor het rechter wiel 0,5 tot 1 graad meer negatief kunnen zijn.

4. DE SCHOKBREKERS (Links)

Bij de kit zitten standaard teflon zuigertjes bijgeleverd.
Deze zuigertjes werken het beste ,omdat de dempening links en rechts altijd gelijk is.
Voordat je de schokbrekers op de auto zet moet je eerst het volgende controleren:
De totale lengte van de schokbreker.
Controleren of de schokbreker goed gevuld is d.w.z kijken of er geen luchtbellen in zitten en controleren of er teveel olie in zit.
Dat is simpel te controleren.
Je drukt de schokbreker in en laat hem los als de schokbreker terug komt dan zit er teveel olie in.
Je kunt een schokbreker op verschillende manieren in elkaar zetten
je kunt de al eerde genoemde zuigers erin zetten met verschil in gaatjes ,maar daarnaast kun je ook de schokbreker nog verstelbaar maken.
Aangeraden word om de teflon zuigers erin te zetten.
Voor 2 gaatjes en achter 3 gaatjes in combinatie met de witte 25W olie en gele veren dat is de standaard setup.
Dan heb je nog verschil in veren . Er zijn vier verschillende:
Wit, Geel, Rood en Blauw. Iedere kleur heeft een andere dikte:
Wit= 1.5, Geel=1.6, Rood=1.7 en Blauw is 1.8 mm.
Een dikkere veer voor geeft als gevolg minder stuur, een snellere stuur reactie en minder "duiken" onder het remmen.
Een dikkere veer word vaak gebruikt op een vlakke baan.
Een dunnere veer voor geeft als gevolg meer stuur, een langzamere stuur reactie en meer "duiken" onder remmen.
Een dunnere veer word meestal gebruikt op een hobbelig baan.
Een dikkere veer achter geeft als gevolg minder grip uit de bocht, een snellere stuur reactie en een minimale voor heffing onder acceleratie.
Een dikkere veer word vooral gebruikt op een vlakke baan.
Een dunnere veer achter geeft als gevolg meer grip uit de bocht, een langzamere stuur reactie en meer voor heffing onder acceleratie.
Een dunnere veer achter word gebruikt voor een hobbelige baan

5. INSTELLEN CAMBERHOEK IN INGEVEERDE TOESTAND (rechts)

De bodemspeling van het chassis wordt ingesteld door middel van de camberhoek van de wielen in ingeveerde toestand.
Monteer de schokbrekers. Door de alu. Instelmoeren in te draaien komen de veren strakker te staan en zal het chassis omhoog komen.
Laat de vering zich goed zetten door het chassis diverse keren in en uit te veren, en controleer nogmaals de camberhoek in ingeveerde toestand.
De camberhoek is belangrijk vanwege een goede slijtage van de voor een achterwielen.

6. TOE-SPOOR ACHTERWIELEN

De toe-spoor van de achterwielen is een van de belangrijke instelling van de racer.
Je stelt de toe-spoor af met een setje banden of velgen en een lange lineaal.
Je doet de wielen op de achterassen en gaat met de lineaal langs de velg tot je bij de bumper komt want op de bumper staan de maat tekens: 1, 1.5, 2, en 2.5.
Je stelt de toe-spoor af op 1.5° dat is de standaard instelling.
Als je de achtewielen minder toe-spoor geeft dan heb je minder grip uit de bocht maar je hebt wel meer stuur en meer topsnelheid.
Als je de achterwielen meer toe-spoor geeft dan krijg je meer grip uit de bocht ,maar je krijgt ook minder stuur en je topsnelheid ligt dan ook iets lager.

7. CASTER-HOEK VOORWIELEN

De caster van de voorwielen wordt ingesteld door de bovenste draagarm naar voren of naar achteren te verschuiven.
Zet de draagarm in het midden.
Dat betekent dat er 3mm voor en 3mm achter de draagarm zit.
De maat van de het caster word gemeten achter de draagarm dus als je alle ringen achter de draagarm doet dan heeft de draagarm 6mm caster.
Als je de draagarm helemaal naar voren zet dan krijg je meer stuur bij het ingaan en minder stuur bij het uitkomen van de bocht.
Als je de draagarm naar achteren zet dan krijg je minder stuur bij het ingaan en meer stuur bij het uitkomen van de bocht.

8. PARALELLE VOORWIELEN

De voorwielen kun je ook uit-spoor of toe-spoor geven.
Maar de standaard setting is parallel oftewel 0°.
Als je de voorwielen uit-spoor geeft dan krijg je meer stuur en als je de voorwielen toe-spoor geeft dan krijg je minder stuur.
Deze instelling kun je regelen met de lengte van de stuurstangen.

9. SPOOR BREEDTE VOOR

De spoor-breedte voor is eigenlijk een afstelling die je maar een keer doet.
De standaard instelling daarvoor is 252mm. Dat meet je met een setje velgen en een lineaal.
Je doet de velgen op de wielassen en je meet aan de onderkant van de velgen de spoor-breedte in uitgeveerde positie.
Als je de spoor breedte groter maakt dan krijg je een snellere stuur reactie, je krijgt minder stuur met het insturen en je hebt meer weerstand.
Maak je de spoor breedte kleiner dan krijg je een langzamere stuur reactie, je krijgt meer stuur met het insturen en je hebt minder weerstand.

10. OVER DRIVE RATIO (O.D.R.)

De overbrengings verhouding tussen de voor en achterwielen wordt bepaald door de 2 zij-poelies (standaard 18 25).
En de voor en achter diameters van de banden.
Minder O.D.R. geeft meer stuur bocht in, maar ook een wat nerveuzer weggedrag.
Meer O.D.R. betekend dat de voorwielen meer aan de auto zullen trekken en dat geeft weer minder stuur uit de bocht.
Bedenk dat tijdens een langere wedstrijd de banden afslijten en dat de diameter-verhouding, en daarmee de O.D.R. en het weggedrag ook veranderen.
Het is dus zaak voor een langere wedstrijd hiermee rekening te houden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van banden diameters en zij-poelie combinatie en de bijbehorende O.D.R.

11. 2-BAK VERHOUDINGEN

De versnellingsbak heeft een universele koppelings klok waardoor elke gewenste overbrengings verhouding mogelijk is.
Ook zijn alle 1ste en 2de vesnellings tandwielen van de 2-bak uitwisselbaar.
Er zijn 3 eerste en 3 tweede vesnellings-bak tandwielen.
In de onder staande tabel zijn de verschilende eind-overbrengingen af te lezen.

12. BANDEN KEUZE

Banden zijn er in diverse compounds, en iedere band heeft zo zijn eigen karakter.
De keuze hangt af van de race omstandigheden, zoals soort asfalt, veel of weinig grip en temperatuur.
Alhoewel zachtere banden normaal meer grip geven, is het toch verstandiger om te proberen altijd op zo hard mogelijk banden te rijden.
Deze zijn slijtvaster en vaak ook stabiler in hun gedrag.
Zachte achterbanden hebben de neiging om wat te springen en verminderen de hoeveelheid stuur (de achterbanden "duwen" de auto als het ware rechtdoor).
Afhankelijk van de banden keuze kunnen de instellingen van de geometrie of de vering nog verder worden verfijnd om het weggedrag te optimaliseren.
Het is verstandig om de auto op grote banden af te stellen (70mm voor en 78mm achter).
Zorg er wel voor dat de O.D.R. steeds in de buurt van de 0,98 blijft.
 
























Archive Pictures by Fabien Mannien