|
Augustus 2013 Dit 2 verslag van de beginjaren van
de 1/8 racerij zal gaan over de innovatieve ontwikkelingen zoals de 2
versnellingsbak en de 4 wiel aandrijving zoals die
begin jaren 80 geïntroduceerd werden. We hebben het de vorige keer
uitgebreid gehad over de starre auto’s en alle revolutionaire ontwikkelingen op
dat gebied. Begin jaren 80 kwam met name PB met een eerste geveerde auto. De PB Alpha was in 1981 zeer revolutionair. PB had al wat auto’s
uit gebracht met kettingaandrijving maar nu hadden zee en complete onafhankelijke
achter en voorwielophanging ontwikkeld. Deze auto is nog steeds de basis voor
de huidige 1/8 on-road
auto’s. Bij de Alpha was de radioplaat al ruim boven
het chassis gemonteerd als buffer tussen voor en achter trein. Achter hadden ze
een centraal ketting aangedreven differentieel met een rem die op de tussen as
zat. De 3 pens schoenkoppeling dreef het spur
tandwiel aan. Er was in die tijd nog geen sprake van een 4wd auto of een 2-bak
maar met de opbouw van de auto en de onafhankelijke wielophanging was PB zijn
concurrentie lichtjaren voor. Karakteristiek voor de Alpha is de veren die tussen de draagarmen op de Bij PB lieten ze de natuurlijke
beweging van de fusees dempen door oliegevulde schokdempers. De ingaande slag
en de uitgaande slag werd gemanipuleerd door
verschillende zuigers op de pistonpen. Hierdoor kwamen ze qua wegligging
seconden voor hun starre collega’s te liggen. In die tijd waren de auto’s van
nature zwaar opgebouwd maar weer lichter gemaakt door het gebruik van epoxy glasvezelmaterialen. In 1983 kwam PB uit met een hogere
evolutie Alpha genaamd de PB Grand Prix Alpha ’83. De introductie
was op het WK te Carnoux en Provence
Frankrijk. Hier was eigenlijk geen antwoord op door de concurrentie en zo kon
David Lechat wereldkampioen worden in eigen huis.
Deze 2wd racer had een 2 versnellingsbak en aan de voorkant een mono
schokdemper. Men had wat moeite gehad met links - rechts verschillen in de demping.
Met de komst van de bovenliggende mono shock was dit opgelost. Nadeel was dat
het zwaartepunt wat hoog lag in deze auto. Daar was men nog niet zo geavanceerd
mee. Dit zien we ook terug aan hoe hoog de radioplaat ligt tov.
De chassisplaat. Wat in die tijd ook typerend was voor de 1/8
racers is dat het hart van de auto vrij breed was en de draagarmen dus kort om
ongeveer dezelfde breedte te genereren als tegenwoordig ( In 1984 komt de eerste 4wd auto uit.
We zien dan voor het eerst ook stabilisatoren voor en achter. Met het oog op de
WK in 1985 te Tokio zit PB dus in de driversseat. Inmiddels waren de concurrenten uit hun roes ontwaakt. Associated had na de RC 300 niet zo veel meer gedaan en
vanuit Amerika kwam vooral het merk Delta. Zij waren wereld kampioen in 1981 geworden door Arturio Carbonell met de Super J.
(starre auto nog) Later is Art Carbonell voor Serpent
USA gaan werken en rijden. Art werd bekend omdat hij voortreffelijk kon racen
met een kleine, onvolgroeide rechter arm. Deze auto werd gekopieerd door Bart
Smit in Nederland onder het merk Yu’can. Het merk Thorpe
ging ook onafhankelijke wielophangingen ontwikkelingen
op hun 1/8 racer. Zij gingen hier weer verder in dan PB door wat meer aluminium
delen te gebruiken. Als eerste kwam Delta met het type Delta Eagle uit. Deze auto was semi
onafhankelijk opgebouwd. De draagarmen waren bovenin onafhankelijk en onderin
zat alles star op het chassis geschroefd zoals we dat momenteel nog zien bij de
Pro Ten 1/10 pancar racers.
Later werd dit model vervangen door de P2 Panther.
Deze auto was weer heel anders opgebouwd dan een PB met verstijvingbruggen
tussen de 1e en de 2e versnelling. De auto schakelde door een
middelpuntvliegende pal die in een nok in de 2e versnelling timmerde. Dus
zonder versnellingsbakschoenen. Wat eigenlijk afgekeken was , direct uit de formule 1 waren de draagarmen. Deze
waren lang en zeer breed opgehangen. Hierdoor ontstond een zeer stabiele auto.
Dit zagen we begin jaren 90 ook terug in de Franse productie van de Parsec Prisma. Een ander project van Rody Roem. Door de
stabiliteit waren de auto’s wel behoorlijk onderstuurd en wilden ze eigenlijk
op een natuurlijke manier rechtdoor in plaats van de bocht om. Dus door de
stabiliteit en stijfheid was de rechtuit stabiliteit de grootste winst waar de
PB Alpha door zijn hoge zwaartepunt nogal wat chassis
roll kende waardoor deze auto’s eigenlijk automatisch
de bocht om ging. Alleen op het rechte stuk en in snelle doordraaibochten waren
ze wat lastiger stabiel te houden. Deze 2 merken ,
PB en Delta hebben begin jaren 80 de 2 uitersten dus perfect opgezocht. Het
compromis tussen deze 2 modellen is de basis voor de latere top modellen. De eerste die
hier dankbaar gebruik van maakte was team Associated.
Waarom zelf uitvinden als de grens al door de concurrent is uitgezocht. Associated kwam met de RC500. Opvolger van de starre
voorgangers. Nadeel was dat Asso behoorlijk flexibel
nylon gebruikte waardoor de auto niet zo geometrie vast was. Met name Repete Fusco
was een absolute toprijder voor het team. In Nederland stond men ook niet
stil. Er was vooral vanuit Serpent behoorlijk wat beweging. Inmiddels
waren de heren Pieter Bervoets en Ron Ton gefuseerd in het bedrijf Berton. Rody Roem werkte voor Serpent aan de ontwikkeling
van de Quattro. De Quattro
was een stuk van Ron Ton maar ook zeker gebaseerd en minimal geïnspireerd op de
PB Alpha. Later zou Serpent meer marktleider worden
dan in die tijd. In 1985 werd Rody in Tokio Japan wereld kampioen in de 1/8
racerij met een OPS aangedreven Quattro. Hij is de enigste Nederlandse 1/8 wereldkampioen. In 1983 nam Bart Smit uit
Volendam (ja, de bart Smit van de speelgoedwinkels)
het merk Yu’Can voor hun rekening. Ze voerden 3 type’s rc auto’s. Er was in het begin een stock car in het programma. Later kregen ze de Yu’Can 1/8 2wd racebuggy onder hun hoede. Deze buggy heette
de Yumbo en was kenmerkend door de gele draagarmen.
Op www.classic-rc-car.com zien we alles terug uit die tijd. Op 1/8 on-road
gebied hebben ze in 1985 de Condor uitgebracht. Vooral Shamrock
verkocht in Nederland zeer veel Condor. Maar Bart Smit had natuurlijk ook zijn
eigen winkels. Bart Smit wilde in 1987 graag het EK in eigen land op het
circuit van de Baanbrekers winnen. De Condr was bijna
een compleet kopie van de Amerikaanse auto van Delta. Maar dat bleek te hoog
gegrepen. In de finale was het Paul Cook namen Serpent die de EK salooncar titel pakte. Beste Nederlander was Tonny Konings
namens Serpent op de 6e plaats. Bart Smit had eigenlijk qua distributie een
voorloper van de Techno Hobby groep. Ze verdeelde over het gehele land spullen
voor de racerij en hadden ook een heus race team. Van dat team racet er nog 1
man. Mat Hukkelhoven rijdt in de Nomac cup Mugen MRX
5-di Pino DP7P motor. Zo kwam er dus behoorlijk wat
vanuit dit kleine landje. Vooral Serpent is de blijver en daar zat de meeste know how en doorontwikkeling.
Zeker niet slecht voor Nederland. Ook qua rijderpotentieel heeft
het altijd goed gezeten. Alleen zo ver dat Rody is gekomen is niemand anders
meer gelukt. Rick Vrielijnck is de
huidige Nederlands kampioen en is dat al jaren. Hij heeft het wel tot in de WK
finale gepresteerd wat natuurlijk ook van uitzonderlijke klasse is. Vanuit Japan was er in 1982 ook
hard gewerkt naar dit WK toe. Kyosho heeft de Fantom in 1982 gelanceerd met als inzet de wereldtitel van
’85. Toprijder Yuinichi
had in 1982 de 20EX gelanceerd. Dit was een 2wd Fantom
single drive met OS Max motor opgebouwd. Het mooi van deze auto is dat je van
de huidige Mugen Seiki MRX5 nog steeds eigenschappen ziet van deze Fantom. Een mooi voorbeeld is de ophanging van de spur as in aluminium as dragers. Compleet vrij van de
achter bulkheads waar het differentieel in hing. Dit
gaf de auto een open uiterlijk en zeer comfortabel om aan te werken. Er zaten überhaupt veel aluminium
delen op dit model. Ook de stuurblokken hadden variabele Ackermann
armen van aluminium zoals we die later weer zagen op de BMT 891. Globaal
genomen zien we altijd ontzettend veel innovatie bij de Aziaten, maar voor een
onduidelijke redden blijven de echter grote prestaties toch behoorlijk uit tot
2001 toen Mugen het WK in Sydney won met de MRX 3.Het
hoort ook bij die cultuur door zeer gedisciplineerd en gefocust te werk te
gaan, maar de echte details die er toe doen laten ze zitten. Toch kwam er in 1983 al de 4wd
versie Fantom. In 2000 begon Kyosho opnieuw met een
1/8 racer die ze weer de Fantom noemde. Uiteindelijk
behalen ze pas in 2009 WC Loastallo de wereldtitel
met de Kyosho Evolva bestuurd door Lamberto Collari. Je kunt in
ieder geval niet van de Japanners zeggen dat ze het snel opgeven. Vanuit Scandinavië kwam Carllson in 1984 met de Viking 4ws. Carllson
had al wat eerder meegedraaid met de starre auto’s maar waren nu behoorlijk
innovatief bezig met de 4wd auto’s. Karakteristiek voor Carllson
waren de gele draagarmen. De tank hadden ze mooi small
gehouden en uiterst links in de auto gemonteerd. Een beetje gevaarlijk zo net
naast de uitlaat maar de 125 cc was een goed contragewicht ten opzichte van de
2 servo’s ontvanger en accu. In die tijd reed men ook
toerwagen 1/8. Je had meerdere wedstrijden. Groupe C en Saloon car. Carllson kwam uit Zweden en
zij hadden dus een echte Volvo body. Helaas reed de
body ook als een echte Volvo, dus werd er veelal gekozen voor de Celica, Capri en later de Stingray Corvette. De 4ws had
lange o-ringen lopen over snaarwielen om zo de 4
wielaandrijving te verkrijgen. De schokdempers waren amateuristisch
vervaardigd. Het achterdifferentieel werd met 2 kettingen aangedreven. Je had
een ketting voor de linkerkant en voor de rechterkant van het differentieel. Verder was de auto behoorlijk
grof en robuust opgebouwd en oerdegelijk net een Volvo eigenlijk, maar voor de
top kon dit merk en deze auto niet meekomen. Na de 4ws hebben we niet veel meer van Carllson
gehoord en zijn ze later als Minicars Serpent gaan
importeren. Als laatste land zien we een
goede doorontwikkeling van eerdere modellen in Italie. Franco Sabatini
had natuurlijk al schitterend werk geleverd met de SG Indy en Monte carlo VCS. Begin jaren 80 kwam ook SG met
een onafhankelijke wielophanging. De Columbia kwam eind 1982 als 2wd single
speed op de markt. Ook hier zien we de veren terug tussen de draagarm pennen en
losse schokdempers om het geheel te dempen. SG maakte in totaal 6 evolutie’s van deze Columbia. Zo gedetailleerd men de
laatste starre auto’s gemaakt had zo grof had SG de Columbia gemaakt. De Columbia had erg korte en
rechte draagarmen. Breed opgebouwd vanuit het hart, een hoog bovendek. Maar het
is wel het eerste merk dat met getande riemen en poelies
ging werken. Achteraf terugkijkend hebben ze later bij BMT toch wel erg veel
afgekeken van deze Columbia. Het is erg teleurstellend om te zien dat SG hun
marktleiderspositie kwijt geraakt is aan de concurrenten en ze wat meer in de
breedte zijn gaan maken. Vanuit marketingperspectief is dit wel te begrijpen
daar je in de 1/8 racerij niet zo heel veel bouwdozen kwijt kan. Maar vooral op
1/10 en off road gebied
sloeg SG zijn slag. Gesteund door Robbe en later
Graupner verkocht men veel meer kits dan de 1/8 racemerken waardoor de positie
van SG zeer stabiel werd. Later zijn ze gefuseerd en onder de naam Mantua
verder gegaan. In 1984 had SG Mantua met de Mantua Manta
een revolutionair wapen in hun bezit. Dit leidde uiteindelijk tot de wereld
titel. Deze Manta
was stijf waar het moest en had torsie waar je het wilde hebben. Bijna alle
latere Italiaanse auto’s hebben de basis specificatie’s
van dit model. Mantua is tot een 4e generatie Manta
gegaan. Waar ze sterk in waren was om met
bestaande delen weer nieuwe modellen te vervaardigen. Deze strategie is altijd
succesvol geweest. Als je constant nieuwe matrijzen moet maken en technische
tekenaars op diverse projecten moet zetten gaat daar veel geld in weg. Nu kon men op hobby en race gebied groeien. Duitsland is het land wat in
alles achterbleef. Ik betrap me erop dat ik het land in de vorige periode van
de starre auto’s niet eens noemenswaardig genoemd heb. Eigenlijk had allen Graupner een
F1 model en later in 1980 de Speed car. Op een hoog nivieau is het nooit gekomen. In Duitsland had je wel sterke
importeurs zoals Robert Becker (Robbe) en Stefan
Graupner (Graupner). Robbe voerde de SG auto’s en
Graupner later ook een SG auto in de vorm van de Club 90 racer. Er kwamen wel
heel veel modificaties uit Duitsland. Met name Michael
Mielke maakte in die tijd de beste uitlaatsystemen
voor de 1/8 racerij. Ook waren er diverse banden leveranciers zoals Eicker Racing. Qua verkoop was Duitsland van
strategisch belang maar qua ontwikkeling stonden ze onderaan. De ontwikkeling van de motoren
heeft ook niet stil gestaan. In het derde deel ga ik hier uitgebreid op verder,
en dan met name op het technisch gebied en opbouw van
de motoren. Maar voor nu wil ik er al wel iets over kwijt. De echte super
motoren kwamen altijd uit Italie en Japan. Japan had
OS engines en Italie Rossi,
Picco, OPS en later Novarossi. Veel andere merken
zoals Cipolla en SG motoren (OPS afgeleid) kwamen
niet van de grond. De volgende keer heb ik de
afsluiter van dit drieluikje. Ik ga het dan hebben over de
merken die nog steeds bestaan en wat er na de 1e aanzet van de geveerde auto’s
nog op de markt is gekomen. We behandelen dan de periode van 1989-2000. Echter
zo revolutionair als begin jaren 80 is het nooit meer geweest. |
|