|
Basis motorafstellingen Op speciaal verzoek, nogmaals de uitleg van de Nitromotoren. Je kunt een carburateur eigenlijk in 3 delen verdelen: 1. Stationair naald 2. Onder druk naald (soms een dubbele afstelling), luchtdoorlaat 3. Bovendruk naald, brandstoftoevoer Deze 3 items worden afgesteld ten opzichte van elkaar en ten opzichte van externe factoren. De externe factoren zijn: 1. weertype, luchtdruk en luchtvochtigheidsgraad (temperatuur) 2. Type luchtfilter en met name de weerstand daarvan 3. Type uitlaat, met name het volume hiervan en dus welke druk deze uitlaat levert 4. Lengte van de uitlaat, op de foto staat een basisafstelling. In hoofdzaak gaat de motor harder trekken als de lengte uitlaat langer wordt. Je topsnelheid gaat omhoog als de pijp weer korter wordt. 5. Het nitro gehalte in je brandstof en de verschillende type's olien die er op de markt zijn. Kortom de motor wordt van inlaat tot uitlaat erg gemanipuleerd. Zo erg dat ik dus niet echt in standaard sproeier afstellingen geloof. Er zijn 8 verschillende gloeipluggen op de markt. Welke plug voor welke motor, voor welk weertype? Dit zijn de meest gestelde vragen: In het kort pakken we van 2,1 cc tot 4,8 cc plus. Ik gebruik voor een 2,11 altijd plug 2, 3 en 4. Plug 2 gebruik ik tot 8 graden buiten. Plug 3 voor een buiten temp tot 15 graden. Plug 4 voor 15 graden plus. Voor 2,5 cc pak ik plug 4 en 5 Onder de 15 graden plug 4, soms zo rond de 5 graden plug 3, boven de 15 graden plug 5 Voor een 3 cc is dit ongeveer hetzelfde verhaal daar deze motor op de 2,5 cc motor is gebasseerd. Voor een 3,5 cc gebruiken we plug 5 en 6 Onder de 15 graden plug 5 Boven de 15 graden plug 6 Boven de 25 graden gebruiken we plug 7 Monster motoren van 4,1 cc tot 7,7 cc We gebruiken plug 6 voor onder de 10 graden buiten temperatuur Tot 20 graden plug 7. Boven de 20 graden plug 8! Hoe lager het getal plug, hoe dunner de spiraal draad. Hoe dunner de draad, hoe warmer deze opgloeid.(hot) Hoe hoger het getal plug, hoe dikker de spiraal draad. Hoe dikker de draad, hoe kouder de plug. (cold) 1.1 stationair toerental Het stationair toerental wordt afgesteld met het schroefje wat links van de onderdruknaald zit. (van achteren gezien) Als de schuif dicht is, moet het spleetje, als je via de inlaatkelk naar binnen kijkt ongeveer 0.4 mm zijn. 1.2 mengsel afstelling De basis afstelling van de carburateur vindt je door de diepte van de naalden op te meten. De onderdruknaald achter moet gelijk vallen met het huis van de carburateur: 0.0 mm (=0.000 inch) , de onderdruknaald aan de voorkant moet 2.6 mm zijn (=0.102 inch). De hoofd sproeier moet ongeveer op 0.8 mm (=0.031 inch) staan. Hier doe je verder het midden gebied en de eind snelheid mee afstellen. 2.1 luchtafstelling In hoofdzaak stel je deze af met de voorkant van de onderdruk naald. Geef telkens maar kleine beetjes in of uit om verschil te horen. Nooit slagen van meer dan 45 graden en let goed op hoe de motor op pakt. 2.2 stationair toerental afstellen Als je de stationair naald in draait zal het toerental toenemen en als je deze uitdraait neemt het toerental af. 2.3 middengebied en top snelheid afstellen Het midden gebied en de top snelheid steigt met de sproeinaald af. Draai je deze in zal de motor armer gaan lopen (minder smering), snelheid zal toenemen. Draai je de sproeier uit gaat de motor rijker lopen (meer smering). De motor maakt een viertakkend geluid en zal minder hard lopen. 2.4 mengsel controle Je plaatst de auto op een vlakke ondergrond en houdt deze tegen. Als het toerental stijgt, zonder dat het gas wordt aangeraakt, dan staat de motor te arm. Als de motor stationair in toeren zakt, dan staat de motor te rijk. De motor moet moeiteloos 20 seconden stationair blijven lopen, is het minder dan is er iets mis. Als dit allemaal lukt en het blok blijft 20 sec. lopen dan klopt de basis. Fijne afstellingen maak je dan op het circuit, lettende op kracht onderin, het oppakken van het vermogen, midden gebied en topsnelheid. Kop speling: De juiste hoeveelheid kopspeling is afhankelijk van atmosferische druk en de hoeveelheid nitro. De basis gaat als volgt: Je zet de zuiger helemaal bovenin en dan is het de bedoeling dat je de ruimte meet van bovenkant cilinder naar bovenkant zuiger. Daarna meet je de diepte van je verbrandingskamer (zie foto). Als de ruimte van de zuiger naar de kamer b.v. 3 mm is en de diepte van de verbrandingskamer 2.7 mm is, heb je een ruimte van 0.3 mm. De standaard ruimte is 0.6 mm, dit betekent dat je een kopring van 0.3 mm moet bij leggen. Hoe groter de kopspeling, hoe hoger de topsnelheid, hoe lager her acceleratievermogen. Hoe kleiner de ruimte, hoe groter de acceleratie, hoe lager de top snelheid. De bovenkant van de zuiger moet een beetje bruin worden, dit geldt ook voor de zuiger. Is dit een beetje aan de ruwe kant geworden, dan moet je 0.1 mm kopring bijleggen. Met deze ringen kun je de ontsteking van een nitromotor vroeger of later zetten. |
|